Interview Mia Bartels - D'r Sjtaat, Staatsmijn Wilhelmina

Mia Bartels (geboren op 24 september 1929) groeide samen met haar zes broers op in een liefdevol, hardwerkend mijnwerkersgezin. Eigenlijk telde het gezin van Theo en Mina Bartels-VanKan acht kinderen; één dochtertje is op de dag van haar geboorte overleden. Familie van vaders kant kwam vanuit ‘Huusse’ in Gelderland naar Terwinselen, vanwege de werkgelegenheid en de goede verdiensten die het werken in de mijn boden. Moeder Mina kwam uit Simpelveld. Uiteindelijk woonde het gezin in de Callistusstraat in Terwinselen, op ‘D’r Sjtaat’ dus. Onderaan in deze straat lag ook het Casino van de beambten. Het rangeerterrein van staatsmijn Wilhelmina, ‘de Koel’ ofwel de ‘Willemien’ genoemd, grensde aan de achtertuin van het huis.

Toen Mia naderhand trouwde, woonde ze een straat verder in de Dr.Nolensstraat. Haar schoonvader was zes weken vóór het kerkelijk huwelijk overleden en vanwege de woningnood na de Tweede Wereldoorlog en vanwege het feit dat de AWW nog niet bestond en het huis van haar schoonouders in eigen beheer was gebouwd, werd ingetrokken in de woning aan de Dr.Nolensstraat. Mia en haar gezin woonden beneden en schoonmoeder boven. Vrijwel naast dit huis stond het badhuis voor de mijnwerkersgezinnen. In die tijd had vrijwel niemand een eigen douche of bad in huis en werd zich gewassen aan het aanrecht (d’r sjtee) of in een zinken ‘buut’ voor de kachel in de keuken. In het badhuis kon tegen een kleine vergoeding écht gebadderd worden.

De vader van de vader van Mia, haar opa dus die ook Theo Bartels heette en die vanwege het goede verdienen op de mijn naar Terwinselen was gekomen, is bij een mijnongeluk in 1921 omgekomen. Hij staat vermeld op de lijst van de omgekomen bovengrondse mijnwerkers in de gedachteniskapel op d’r Sjtaat. Zoon Theo, de vader van Mia, was toen 18 jaar. De oma van Mia (opoe genoemd in de familie) was dus vroeg weduwe. Opoe was een wijze vrouw, bij wie menigeen van het dorp hulp vroeg bij kwaaltjes en in kraamtijd: “vraag het maar aan vrouw Bartels,die weet raad”. Ondanks dat de opa van Mia op jonge leeftijd omgekomen is, bleef haar oma uiteindelijk met tien kinderen over. Ze had al een paar kinderen eerder verloren aan de Spaanse Griep.

Om alle monden te voeden moest er voor het grote gezin waarin Mia opgroeide, natuurlijk hard gewerkt worden. Mia’s vader Theo, werkte in de Koel: Ondergronds en in alle drie de ‘sjiechten’ en geregeld twee diensten achter elkaar. Bovendien werkte Theo buiten zijn lange werkdagen nog op een paar velden elders in het dorp. Hij had o.a. een aardappelveld, naast zijn eigen moestuin aan huis. Thuis werden ook nog kippen, een haan en konijnen gehouden. Moeder Mina weckte alles in en was geweldig trots op de vele rijen inweckglazen in de kelder: voorraad voor de winter. Van de witte kool van het land werd zuurkool gemaakt. De dieren waren voor de eieren en de slacht aan huis.

Ondergronds liep Theo ten gevolgde van een ongeval een verbrijzelde kaak- en oogkas op. Hij verbleef lange tijd in het ziekenhuis in Heerlen. Eén oog kon niet behouden blijven en zo kreeg hij een glazen oog. Na dit ongeval ging Theo tóch weer ondergronds. Door de blindheid aan één oog, kon hij geen diepte meer inschatten, stortte van een ladder en verbrijzelde de hak van een voet. Ondanks deze twee ernstige mijnongelukken, wilde Theo hierna tóch weer ondergronds gaan, omdat dit beter verdiende. Hier stak moeder Mina echter een stokje voor want ze was veel te bang dat hij het er bij een derde ongeval niet meer levend vanaf zou brengen. Theo luisterde naar haar en ging bovengronds werken op de brandweerkamer en lampenkamer.

Ondanks de vele uren van hard werken, wist Theo nog tijd vrij te maken voor hobby’s. Hij bespeelde een blaasinstrument bij de fanfare St.Callistus, maar ten gevolge van zijn eerste mijnongeval kon hij dit niet meer bespelen en werd vaandeldrager. Hij zong bij een mannenkoor en zwom geregeld in het zwembad van de mijn.

Door het ondergronds werken in de mijn had Theo stoflongen opgelopen, wat uiteraard niet erkend werd door de mijnarts en afgedaan werd als bronchitis. Op deze manier was er dus geen sprake van enige vergoeding of schuld door het mijnbedrijf.

Vier broers van Mia hebben ook op de Koel gewerkt, vader en moeder wilden vanwege de gevaren van het werken in de mijn eigenlijk niet dat hun zonen ook in de mijn gingen. Maar de goede verdiensten lokten. Twee broers hebben gestudeerd. Mia moest van haar vader naar de huishoudschool (school voor Huishoud- en Nijverheidsonderwijs) zodat ze haar moeder kon helpen met het vele werk in de huishouding. Vanwege de verschillende ‘sjiechten’ van vader en de broers, werd er door moeder Mina soms wel twee of drie keer op een dag warm gekookt. Zij vond het belangrijk dat ieder bij de zware lichamelijke arbeid in de mijn, een goede en vers bereide maaltijd kreeg. Ten gevolge van het ‘pungelwassen’ kreeg moeder ook last van haar longen. Kolenstof was overal: wanneer je de witte was ophing en de wind verkeerd stond, kon je opnieuw beginnen met wassen. De geur van het koken van de ‘koelwesj’ in de wasketel op de kachel en de geur van de uithangende ‘pungels’ zat nog vers in het geheugen van Mia.

In de leeftijd van tien tot vijftien jaar maakte Mia de Tweede Wereldoorlog mee. Ze was in die periode heel bang. Mia hoorde de bommenwerpers al aankomen voordat anderen dit hoorden. Het fluitende geluid heeft ze zich haar leven lang herinnerd. Ze was heel bezorgd om haar broertjes en zorgde dat iedereen op tijd in de kelder was. Ook ging ze in die tijd meerdere keren met de trein om in een koffer eten te smokkelen voor het gezin. Ze heeft doodsangst uitgestaan maar ze moest wel, anders was er niks te eten.

Buiten het vele en harde werken, was er veel vrolijkheid en humor in het gezin Bartels. Thuis werd veel gezongen en vader en moeder maakten geregeld een dansje in de woonkamer of in de keuken. Er werd vaak fanatiek gekaart en hoorspelen of voetbalwedstrijden gevolgd op de radio. Mia had zelf graag de accordeon leren bespelen, echter er was geen geld om zo’n duur instrument aan te schaffen. Wél leerde haar vader haar om de mondharmonica te bespelen. Vader Theo overleed op 61-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Volgens Mia heeft hij zich ‘kapot’ gewerkt. Moeder Mina overleed op 68-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Beiden hadden zoals gezegd longproblemen.

Doorzettingsvermogen en hard werken hebben altijd bij Mia in de familie gezeten. Mia heeft naast dat ze haar moeder in de huishouding hielp en voor haar broertjes zorgde, op werkadresjes en bij ‘mevrouwen’ gepoetst en genaaid. Soms onder barre omstandigheden met de ijsbloemen op de ramen en was er zogenaamd geen geld om haar te betalen. Echter eerlijkheid en rechtvaardigheid waren haar thuis met de paplepel ingegeven: Mia stond erop dat ze betaald kreeg voor haar werk en zo kiepte de ‘mevrouw’ de spaarpot van de kinderen om en kreeg Mia uitbetaald in dubbeltjes….van moeder Mina mocht ze op dit adres niet meer gaan werken.

Mia heeft ook in het Beambten Casino gewerkt: poetsen, bij de garderobe, in de bediening. Hier ondervond ze ook weer het onderscheid dat gemaakt werd tussen werkgever en bediende en tussen mijnbeambte en de ‘reguliere mijnwerker’. De uitbater van het Casino, Laurent Savelkoul, was een fijne man in de omgang en maakte eten voor het personeel. In de verhouding van werkgever tot bediende was hij een uitzondering, want niet iedereen behandelde het personeel als gelijke: Mia kreeg in het Casino vaak te maken met minachting, arrogant en onfair gedrag.  Ondanks dat Mia zelf medewerkster was in het Casino werd haar de toegang voor een feestavond ontzegd, waarvoor ze door haar tante die weduwe was van een mijnbeambte was uitgenodigd. Mia “hoorde hier niet thuis” en werd gesommeerd om de feestzaal te verlaten…Mia heeft dit als erg vernederend ervaren. Haar tante kon niets aan deze situatie veranderen. Er werd duidelijk onderscheid gemaakt tussen de mijnbeambten en de ‘gewone’ mijnwerker’. Als beambte kreeg je bijvoorbeeld Antraciet (nootjes) met meer stabiele brandeigenschappen en geringere stofverspreiding, dan de goedkopere eierkolen en ‘sjlaam’ die voor de mijnwerkers bedoeld waren. De tante van Mia regelde extra kolenbonnen voor de nootjes en gaf deze door aan de familie zodat zij ook het ‘goede spul’ konden stoken.

Niet alleen was er sprake van machtsmisbruik en onderscheid via de mijncultuur, ook bij de kerk was dit het geval. Toen Mia getrouwd was en een eigen gezin had, wilde zij met haar man een stuk grond kopen aan de Dr.Nolensstraat om zélf een huis te bouwen. De plannen waren rond en de bouwtekeningen klaar…echter toen zette de pastoor een streep door de rekening door het bevoordelen van zijn eigen familie en om méér geld te vangen door het splitsen van het oorspronkelijke bouwkavel in twee kavels. Bij Mia thuis stonden eerlijkheid en rechtvaardigheid hoog in het vaandel. Vader Theo, moeder Mina, Mia en haar broers hebben ervaren dat er niet altijd even eerlijk met de mijnwerkers werd omgegaan en Mia leerde van huis uit dat “je op moet komen voor je rechten, maar dat je op een nette manier je stem kunt laten horen”. Bij Mia thuis speelde het Rooms Katholieke geloof wel degelijk een rol. Een groot Heilig Hart beeld stond pontificaal in de woonkamer. Mia zelf haalde haar kracht uit de steun van een beeld van de Moeder Gods. Men geloofde wél, maar niet in de discipelen die het geloof verkondigden: Respect moest opgebouwd worden via daadwerkelijk gedrag.

De Koel bracht ook veel rijkdom mee. Alleen al in Terwinselen waren vijf kruideniers, meerdere bakkers, slagerijen, groenteboeren, veel cafés, een kleding- en stoffenzaak, speelgoedwinkel, handwerkzaak etc. Het Casino voor de beambten, het Verenigingsgebouw voor de arbeiders en Os Hoes voor de vele verenigingen in het dorp. Toen het slechter ging met de Koel en de mijnsluitingen in zicht waren (de man van Mia werkte ook op de Koel) begon Mia zelf een frituur. Een houten keetje met op de luifel geschilderde eendjes met een friteszak. Naderhand werd op dezelfde plek aan de Schaesbergerstraat 75 een stenen Cafetaria met bovenwoning gebouwd. De aardappelen kwamen van de boer, werden zelf geschild en met de hand gepit. Mia maakte ook zelf het ‘zoervleesj’, goulash, gebraden haan, kippenragout en de ‘aerpelsjlaat’. Het slogan van Cafetaria De Halte was: ”onze reclame, gewoon kwaliteit”. Van heinde en ver kwamen de mensen speciaal naar haar ‘frieteboet’. Dan ging er een dubbele krant om de frietjes. Tot op vandaag krijgt Mia complimenten en te horen dat zij de lekkerste frieten maakte!

Hard werken in haar leven vond Mia niet erg, ze deed dit met plezier. Mia heeft noodgedwongen de laatste jaren in een verzorgingshuis moeten doorbrengen, haar lichaam was versleten, maar gelukkig in de kop nog helder en de humor is gebleven. Mia is op 93-jarige leeftijd overleden op 23 november 2022. Een tevreden mens, met twee kinderen, vier kleinkinderen, allen met hun partners, vijf achterkleinkinderen met nog twee op komst.

Privémuseum D'r Bickel
Stein